Licht

 

Iedere keer als het licht aanging was ik een illusie armer. Het was in de vijftiger jaren en ik was verzot op de bioscoop. Elk vrij moment greep ik aan om naar de film te gaan. In Den Haag was er genoeg aanbod, van luxe theaters tot obscure  zaaltjes in de Boekhorststraat. Huiverend van emotie zat ik voor 45 cent op de eerste rij van Odeon te wachten tot het licht heel langzaam zou doven en een scherp vuurtorenlicht ergens uit een klein gaatje achter in de zaal mijn helden, dikwijls nog in zwart-wit, op het doek toverde. Roy Rodgers versloeg alle boeven en kuste op het eind zijn beeldschone geliefde. Deze scène werd bijna altijd aan de wellustige ogen van het publiek onttrokken door een toevallig passerend paard. In de pauze zoomde het licht weer tergend langzaam aan. Even werd dan de illusie verdrongen door een ijsje of een gevulde koek. In de grotere bioscopen werd de pauze opgeluisterd door een hammondorgel, bespeeld door Pier Palla tot dat het licht weer langzaam gedempt werd.

Hoeveel nachten heb ik niet doorgebracht met Audry Hepburn achter op mijn scooter in Rome of waande ik me een held toen ik als Humphrey Bogart in Casablanca de historische woorden sprak: ‘Play it again Sam.’ Tranen met tuiten vloeiden er over mijn wangen toen het licht doofde en Gelsomina in La Strada werd meegenomen door de ruwe Anthony Quinn.

Op de lagere school werd er bij speciale gelegenheden een film gedraaid. Uit de kast kwam een enorm apparaat waarin een spoel werd geplaatst, bijna zo groot als een karrenwiel. Het was altijd een film van de Dikke en de Dunne of van Charley Chaplin. De hele school was hierbij aanwezig inclusief kapelaan Friebel die mij altijd op zijn schoot hees. Ik ruik nog steeds zijn toog met die talrijke knoopjes en de stank van sigaren en wierook. Als het licht uitging zochten zijn gretige handen mijn argeloze gulpje. Ja, dat waren nog eens tijden. Sprong het licht weer aan dan lag de hand waarmee hij na afloop van de film iedereen zou zegenen, weer keurig op mijn schouder.

Gebiologeerd was ik door het geheimzinnige licht in  mijn theaters en door mijn filmsterren. Eens zag ik een film van Marilyn Monroe. Ze kon zich volgens Jan Wolkers iedere dag baden in het sperma dat over de hele wereld voor haar vloeide. Als door een filmbreuk zonder aankondiging plots het licht aansprong ging iedereen verzitten en zagen we verhitte hoofden .

Nergens anders dan in deze schijnwereld heeft voor mij licht een grotere betekenis gehad.

 

Jack de Coninck  Allerzielen 2007